Waarom kregen de astronomen voor hun wetenschap de hemel, en geologen de hel? Waarom is het paradijs het ultieme geluk en de hel de ellendigste dood? In het aardedonker worden de mensen bang en denken aan de dood. Daarom zit de hel onder de grond. De aarde is de onderwereld, het dodenrijk, in bijna alle culturen van de wereld. En toch zit er zoveel moois in de ondergrond: glinsterende ertsen en metalen, prachtige gele zwavelkorsten, blauwe saffi eren, rood cinnaber, groen malachiet, meterslange vlijmscherpe gipskristallen, druipsteengrotten, ondergrondse rivieren, tere schelpjes uit het begin van de evolutie en reusachtige botten van uitgestorven monsters. In de ondergrond staat de geschiedenis van de aarde opgeschreven, van de onvoorstelbare extremen van ons klimaat, van verwoestende aardbevingen, erupties en overstromingen, van de evolutie van de mens. Daarom werd het tijd dat er eens iemand met een geologisch oog naar de hel kijkt, en dat is het doel van dit boek. Salomon Kroonenberg doet veldwerk in de hel, met hamer en kompas, in de voetsporen van de Bijbel, Homerus, Vergilius, Dante, Da Vinci, Descartes, Jules Verne en de moderne wetenschap, in elk hoofdstuk weer een stukje dieper, en brengt daar gedetailleerd verslag van uit – want het lukt hem gelukkig om er weer uit te komen. Zo leren wij dat wij de ondergrond niet langer moeten zien als een black box om tunnels in te graven, als een supermarkt voor grondstoffen, als een tapijt om afval onder te vegen, of als laatste rustplaats voor de doden, maar veeleer als een onvervangbaar archief, en als een levend ecosysteem waarvan we nog maar nauwelijks de rijkdom hebben kunnen peilen.