WALPURGISNACHT Van oudsher is de nacht van 30 april op 1 mei Walpurgisnacht: de heksensabbat, waabij de demonen worden vrijgelaten. Gustav Meyrink vergroot dit thema tot kosmischapocalyptische dimensies: de chaotische omwenteling, die vooraf gaat aan de wederopstanding van het zuivere innerlijke leven, gepersonifiseerd in de tot koning gekroonde, arme violist Ottokar en zijn geliefde Polyxena. Op indringende en vaak komische wijze schildert Meyrink de ondergang van de oude, potsirlijke adel, die door de furie van de spoken van het Boheemse verleden uit hun burcht, de Praagse Hradshin, wordt verjaagd. Mythe en realiteit versmelten tot een fantastische vertelling die, hoewel in 1915 geschreven, aan aktualiteit nog niets heeft ingeboet. De innerlijke revolte van de vrije, zich eeuwig verjongende geest in de mens in de roman verbeeld verjongende geest in de mens in de roman verbeeld door de figuur van de keizerlijke lijfarts, bijgenaamd de pinguïn blijkt het enige adequate antwoord op de overal om zich heen grijpende razendsnelle veranderingen in een op drift geraakte samenleving.