Een grillig sprookje over eenzaamheid en verlangen Sara is de God van haar universum. Overal ziet ze mogelijkheden de wereld te maken zoals zij hem graag ziet, van alles maakt ze kleurrijke plaatjes. Ze giet 's nachts afwasmiddel in de fontein, zodat hij de volgende dag bruist van bubbels – ze kijkt toe vanaf een afstandje. Ze stopt briefjes in de lege flessen die ze inlevert bij de supermarkt, ze communiceert met haar overbuurman via borden voor het raam en Marktplaats.nl. Steeds ziet ze manieren om aanwezig te zijn – maar liefst zonder dat men haar echt ziet. Voor haar werk poseert ze in klederdracht op foto's voor een eindeloze stroom toeristen. Na haar werk maakt ze nachtwandelingen. Ze vindt schoonheid op vreemde plekken: een kwijlend, gewond konijn dat ze mee naar huis neemt, een zwerver die voor haar zingt. Contact met anderen is een spel, een omweg, een decor . Behalve bij haar opa. Met hem wil ze juist echt contact, wanhopig probeert ze hem in de werkelijkheid te houden, maar dat wordt steeds moeilijker omdat hij meer en meer verward raakt. Was alles maar konijnen laat zich lezen als een grillig sprookje over eenzaamheid en verlangen. Het doet denken aan de film Le fabuleux destin d'Amelie Poulain, door de grote hoeveelheid krankzinnige details en absurde verwikkelingen. Maar Was alles maar konijnen is wanhopiger en wreder. In beeldende en lichtvoetige taal heeft Renske de Greef een romandebuut geschreven dat niet alleen hardop aan het lachen maakt, maar dat ook beklemt en ontroert. 'Als Renske net zo goed over politiek als over seks zou schrijven, kunnen Heldring, Hofland en Blokker met pe nsioen.' Arnon Grunberg 'Renske de Greef schrijft zo goed, dat je zou denken dat ze een Vlaamse auteur is.' Jeroen de Preter in De Morgen 'Er is weinig dat haar van haar stuk kan brengen… Renske de Greef is de ideale (schoon)dochter.' Arie Storm in Vrij Nederland