Een maand voor zijn dood liet Sartre in Le Nouvel Observateur een serie interviews met Benny Lévy verschijnen die bij tal van lezers een grote schok teweegbrachten, zowel vanwege de inhoud als vanwege de toon van deze gesprekken. In deze fascinerende en zeer omstreden dialoog tussen de blinde en afgematte filosoof en zijn jeugdige orthodox-joodse secretaris lijkt Sartre zich gewonnen te geven voor een denken naar Messiaans-joodse snit en zich volledig te hebben gedistantieerd van zowel zijn linkse opvattingen als van zijn meest intieme vrienden. Velen geloofden niet wat ze lazen en deden de tekst af als inhoudelijk niet-authentiek, gemanipuleerd of louter bedrog. Zij zagen interviewer Benny Lévy als de kwade genius die de woorden van een ziekelijke en ook mentaal afgetakelde Sartre had verdraaid ten voordele van zijn eigen doelstellingen. Sartre zelf sprak dit echter tegen. Kort voor zijn dood bevestigde hij dat de gesprekken correct waren weergegeven, zodat menigeen bleef struikelen over de raadselachtige inhoud ervan. In de afgelopen kwart eeuw was het de taak van Sartre-specialisten om deze tekst te ontrafelen en te leren begrijpen.