Op de grens van poëzie en proza schrijft Michiel van Kempen vaak lange gedichten die hoogst persoonlijk van toon zijn. Niet voor het eerst wordt de liefde in de literatuur bezongen en ook het einde daarvan, maar wat deze bundel zo bijzonder maakt is het beschrijven van de breuklijn daartussen. Hoe er toch nog iets tussen mensen kan zijn als het overduidelijk voorbij is. De ooit zo be-geerde wordt haast een vreemde. Zelfs woorden krijgen een nieuwe betekenis. Een bed wordt lits-jumeaux. Hoe kan een taal die wij beiden vanaf de eerste aai blindelings spraken met open ogen zo ontregeld raken. Van Kempen beschrijft de totale ontluistering na het verlies en spaart de 'ik' daarbij geen moment. Thuis is niet waar jij je hebt verbeeld dat thuis was Aankomst is gesmolten sneeuw en vreemdheid die verdampt Hij laat zien dat het menselijk bedrijf slechts de spelers ervan betreft. De wereld draait door alsof er niets aan de hand is en ook de natuur laat zich nog steeds van haar beste kant zien. en wij die binnen de klanken van dit waterland wonen, laten geen traan, want wat niet zinkt en wat niet drijft en wat niet zweeft en wat geen teken is maar leeft en is en is en is, begraaft de waan het is van geen betekenis geweest Michiel van Kempen is wetenschapper en schrijver. Hij is de auteur van verschillende bloemlezingen en essaybundels over Surinaamse literatuur en van diverse romans en verhalenbundels. Wat geen teken is maar leeft is zijn eerste dichtbundel.