In 1962 promoveerde Harry Kuitert op het onderwerp van de mensvormigheid Gods. Deze dissertatie trok onder theologen sterk de aandacht. In de loop der jaren groeide Kuitert uit tot een theoloog en auteur die in brede kring werd gelezen en wiens boeken soms bestseller waren. Meijering heeft als een jongere tijdgenoot de ontwikkeling van Kuitert van een modern rechtzinnig theoloog tot een algemeen religieus denker gevolgd en in zijn publicaties ruim aandacht aan hem geschonken. Hij ziet de belangrijkste breuk in Kuiterts denken rond het begin van deze eeuw, toen Kuitert zich distantieerde van de voorstelling dat God van buiten af, als een onafhankelijk van de mensen bestaande Persoon of Macht, op ons inwerkt. Meijering betoogt dat het door Kuitert in zijn laatste boek 'Hetzelfde anders zien. Het christelijk geloof als verbeelding' geboden ontwerp van een nieuwe theologie door de theologen en predikers niet moet worden overgenomen. Zijn hoofdbezwaar is dat hierin het geloog opgaat in medemenselijkheid, waardoor de kerkelijke verkondiging irrelevant wordt. De auteur stelt dat de kerk op de vrije markt van meningen dan niets bijzonders meer heeft te bieden. Ze zou dan immers slechts een inhoudsloos geloof hanteren dat de mensen niet nodig hebben omdat ze zichzelf tot beoefening van medemenselijkheid kunnen opwekken.