Het polderlandschap van Schouwen-Duiveland wordt sinds enkele jaren bemalen door een stoomgemaal, maar daarnaast zijn watermolens onmisbaar om het drassige polderland zo droog te malen, dat de boer zijn gewassen kan verbouwen en mens en dier daardoor te eten hebben. Anne is de dochter van een watermolenaar en houdt van het molenaarsleven, ondanks het feit dat het leven in een watermolen een hard bestaan is, met veel kou en weinig inkomsten. Als haar vader er echter op aandringt dat ze moet gaan trouwen met de molenaar van een andere, grotere watermolen in de buurt, komen haar gevoelens daartegen in opstand. Immers, haar hart behoort nog altijd aan Constant, haar verloofde, die nog voordat ze in het huwelijk konden treden is overleden. Met hem wilde ze oud worden. Bovendien is de molenaar in kwestie weduwnaar en heeft hij al kinderen. Is dat een leven dat haar gelukkig kan maken?