Het boek bestaat uit drie delen, die naadloos in elkaar overvloeien. Het begint met de beschrijving van het ontstaan en de evolutie van het waddengebied. Kort en krachtig schetst Van der Wal zowel de geografische veranderingen die hebben geleid tot het wad zoals we dat nu kennen, als de sociaal-culturele ontwikkelingen die de bewoners van in feite de héle Noordzeekust, tot en met die van Denemarken, doormaakten. Het tweede deel dekt de ondertitel. Daarin gaat Van der Wal heel uitgebreid in op wat zich tijdens de Tweede Wereldoorlog op Terschelling afspeelde. In het bijzonder verwijst Van der Wal naar de nalatenschap van Atte Hibma, in de oorlogsjaren veearts en voedselcommissaris op het eiland. Uit het boek komt Hibma naar voren als een omstreden man. Hij werkte vaak nauw samen met de Duitse bezetters. Dat is hem kwalijk genomen, maar er staat tegenover dat hij ook een sterk medegevoel had voor de Terschellinger bevolking. Dankzij hem hoefde tijdens zijn commissariaat geen enkele Terschellinger in Duitsland te werken. In het derde deel staat niet Terschelling centraal, maar de gebeurtenissen rond de Nederlandse koopvaardij voor, tijdens en na de oorlog. Maar die historie is onlosmakelijk met het eiland verbonden. Terschelling leeft nu hoofdzakelijk van het toerisme. Maar tot ver in de vorige eeuw leverde het eiland talloze zeelieden, zowel aan de vissersvloot als aan koopvaardij en marine. Ook waren Terschellingers en andere eilanders bekend met de walvisvaart.