'U bouwde een muur om u heen!' had de Kamer gejammerd. 'Een niets, een klont niets. U vulde me met een wolk niets.' En nu had men de weerwolf gezien. Blake kon er niets aan doen: de verandering was al begonnen, de geest van Speurder had de leiding van Denker en Wisselaar overgenomen; met zijn nekharen overeind snelde hij voort en zag de wezens op deze rommelige planeet: wezens die op twee achterpoten liepen en van protoplasma waren, en metalen wezens die licht uit hun ogen schoten ... Hallucinatorisch, feeëriek én humoristisch is de wereld rond de gesimuleerde toekomstmens in deze geniale roman.