De poëzie van Jacobus Bos is de poëzie van een getuige die zijn ogen niet kan sluiten. In de heldere verzen van zijn zorgvuldig gecomponeerde cycli speelt zich een menselijk drama af tegen de achtergrond van een mythisch landschap: een rivier, een rotslandschap en de zee. Stadsbeelden verbinden het drama met deze tijd. Een gewonde man sterft. Zijn verhaal lijkt deel uit te maken van een groter drama. Welk? Het geraffineerde spel met genoemde elementen, ondersteund door de grote beheersing van de poëtische vormen, laat het antwoord op die dringende vraag aan de lezers. De onontkoombare gedichten van Jacobus Bos hebben ook hen tot ooggetuigen gemaakt.