De laatste overlevende van het fameuze julicomplot tegen Hitler, Operatie Walküre, vertelt voor het eerst hoe hij en andere jonge aristocraten in het Duitse leger in 1944 probeerden het naziregime omver te werpen. 18 juli 1944. Terwijl het Duitse leger zich na ineenstorting van het Oostfront haastig en chaotisch terugtrekt uit Rusland, krijgt de 27-jarige cavalerieofficier Philipp von Boeselager orders een vliegveld in Polen te bereiken en luchttransport naar Berlijn te vinden. Het operationele doel - uitsluitend bekend bij Von Boeselager - is om te helpen de sleutelposities binnen de hoofdstad in te nemen zodra het nieuws bekend wordt dat Hitler is vermoord door kolonel von Stauffenberg. Maar in de middag van 20 juli wordt duidelijk dat Operatie Walküre is mislukt. Op wonderbaarlijke wijze heeft de Führer de aanslag op zijn leven welhaast ongedeerd overleefd. Het is niet de eerste gevaarlijke onderneming waar von Boeselager aan meewerkt. Samen met zijn broer Georg was hij al betrokken bij de moordaanslag op Hitler die gepland was voor maart 1943, maar niet doorging. Het was von Boeselager die najaar 1943 de Britse explosieven voor Von Stauffenbergs bom in zijn attachékoffertje vervoerde. Von Boeselager overleefde het rampzalige Oostfront. Zijn verhaal zet de dramatische geschiedenis van de Wehrmacht in Rusland in een hard licht. Dat hij vervolgens het julicomplot overleefde, was een kwestie van puur geluk - en van de snelle dood, of het moedige zwijgen, van zijn medestanders.