1990. Burgeroorlog in Liberia. De negenjarige Junior kijkt toe hoe Rebel King met één haal van zijn machete het hoofd van Juniors vader afhakt. De rebellen zijn uitzinnig. Terwijl ze krijsen en springen van opwinding moet Juniors moeder voor hen dansen. In haar handen draagt ze het afgehakte hoofd van haar echtgenoot. Junior wordt meegenomen naar de bush, waar hij zijn eerste wapen in de handen gedrukt krijgt.1996. Burgeroorlog in Sierra Leone. Diep in de bush leidt Junior zijn Zebra Unit van vijftig kindsoldaten door vijandelijke linies. Geroutineerd hakt de nu vijftienjarige Generaal Shed Blood het hoofd van een van zijn gevangenen af. Rustig kauwt hij op het in gin gedrenkte hart terwijl zijn jongens zich tegoed doen aan het vlees en de lever. Het bloed bewaart hij voor de volgende ochtend.2007. De burgeroorlog is al vijf jaar voorbij. Een Nederlandse studente antropologie reist af naar Sierra Leone, met niet meer dan een vaag beeld van het land dat elf jaar lang geteisterd werd door een van de bloedigste burgeroorlogen van deze tijd. Een land dat gebukt gaat onder armoede, en bevolkt wordt door gewelddadige mensen, waarvan velen zich als zesjarige al hadden ontpopt als een gevoelloze moordmachine. Ze komt oog in oog te staan met vele jongens als Junior (inmiddels zesentwintig jaar oud) en probeert in hun levens door te dringen.Vanaf het moment dat ze besluit naar Sierra Leone te gaan tot dat ze weer in Amsterdam is, beschrijft Ginny Mooy haar belevenissen, in een directe en pure stijl die de lezer bij de strot grijpt en toch ook vrolijk stemt. Met Ginny dwalen we door de hoofdstad Freetown, op zoek naar ex-kindsoldaten of naar een openbaar toilet dat nog enigszins bruikbaar is. En we maken mee hoe ze verliefd wordt op het land en op één van zijn ex-kindsoldaten.