Wild vlees is de merkwaardige verdedigingsrede van iemand die ervan overtuigd is dat hij niet helemaal goed is geboren. Voortdurend tracht hij zijn niet aangeduide ondervragers (zijn het medici? rechters?) ervan te doordringen dat de zieke nier die kort na zijn geboorte werd verwijderd, aangeboren was, noodlot, of misschien zelfs wel uitverkiezing. Een beproeving die hij moest doorstaan om de volledige genezing, de absolute rechtschapenheid, deelachtig te worden. Niets heeft hij dan ook nagelaten om het kwaad, de ontaarding, de verdorvenheid waarmee hij ziekte en lichamelijk gebrek identificeert, te vuur en te zwaard te bestrijden. Niet alleen in hemzelf, maar ook in anderen. Maar of hij daarin slaagt? Er zijn nogal wat zaken waarover hij het maar beter niet kan hebben, vindt hij zelf, en die geeft hij zijn ondervragers dan ook niet prijs. Bovendien kunnen zijn ideeën over rechtschapenheid eigenlijk maar op één conclusie uitlopen: wat gebeurd is, had niet mogen gebeuren. Marc Reugebrink (Goor, 1960) publiceerde twee dichtbundels bij De Bezige Bij: Komgrond (1988), bekroond met de Van der Hoogtprijs en het Hendrik de Vries Stipendium) en Wade (1991). Hij is medewerker van De Groene Amsterdammer en redacteur van De Gids.