Moskou 1968: een zwaar gehandicapte baby wordt weggehaald bij zijn Spaanse moeder en begint een helse tocht langs tehuizen in de Sovjet-Unie. Omringd door onvoorstelbare wreedheid en onverschilligheid leert hij te overleven en zelfs van het leven te genieten. Door de glasnost kan hij ontsnappen en vindt hij zijn moeder terug in Madrid. Daar tikt Rubén Gallego moeizaam zijn verbijsterende ervaringen in op zijn computer. Over in de ijzige kou naar de wc kruipen omdat niemand wil helpen, over broederschap met andere kinderen, over les krijgen in de zegeningen van het communisme, over kleine lichtpuntjes in een grote duisternis. Het is een wonder dat hij overleefde en een haast nog groter wonder dat zijn gruwelijke relaas ook nog enorm grappig is.