Verhalen over witte wieven worden in het oosten van ons land sinds mensenheugenis verteld. Volgens de overlevering woonden ze in prehistorische grafheuvels en moerassen. In de donkere maanden van het jaar waren deze grafheuvels soms open. Voorbijgangers die er binnen gingen, kwamen in een mysterieuze wereld terecht. Ruud Borman hoorde al in zijn jeugd verhalen over witte wieven. Sindsdien kwamen ze steeds weer op zijn pad. Als archeoloog ging hij op zoek naar de oorsprong en betekenis van deze vertellingen. Het viel hem op dat er veel overeenkomsten waren met verhalen over elfen in Groot-Brittannië en Ierland. Hij reisde naar Zuid-Engeland en ontdekte dat achter veel elfenverhalen de internationale megalithische wereld van Stonehenge schuilgaat. In Schotland bezocht hij Aberfoyle, waar in de 17e eeuw een predikant in een elfenheuvel verdween, en Skye, het Keltische eiland van de mist. In Wales vond hij de bevestiging van zijn naspeuringen over veenlijken in Nederland: de moerassen waren toegangspoorten tot de Andere Wereld evenals de grafheuvels van de witte wieven en elfen. Tijdens zijn onderzoek in Ierland kwam hij tot de conclusie dat Koning Arthur en zijn hofhouding een weerspiegeling vormen van Ierse mythen waarin oeroude gebruiken en rituelen voorkomen. Daarbij kwam hij ook op het spoor van wat mogelijk de oudste 'Keltische' Graal is. Zijn onderzoek werd een vaak spirituele speurtocht die tot Ruuds eigen verbazing veel verder reikte dan hij aanvankelijk had kunnen vermoeden.