Wonen in het Avondland (1998) is - na Wadlopen (1983) en Overtocht (1990) - haar derde dichtbundel. Opnieuw blijken taal en natuur tal van reizen mogelijk te maken. Dit kan variëren van een klein Fries dorpje of een Homerisch aandoend Scheveningen tot het oude Hellas van Athene. De bundel is opgebouwd als een drieluik: in het brede middenpaneel wordt duidelijk dat de dichteres zich voortdurend en tegendraads bewust is van de continuïteit van het verleden. Dit vitale historische besef kleurt uiteraard ook de waarnemingen in de beide zijpanelen: telkens weer gaan dood, afscheid en gemis vergezeld van nieuwe tekenen van groei. Men hoeft slechts bij de zwaluwen en hun 'bouwkunst' te rade te gaan.