In dit boek buigt een dertiental (joodse en christelijke) theologen en filosofen zich op een originele wijze over een aantal bekende en minder bekende Bijbelse verhalen die ook vandaag nog te denken geven. In een vaak onconventionele lectuur bezinnen de auteurs zich over een Bijbelse passage die hen uitdaagt, verwondert of misschien zelfs tegen de borst stuit. Ze aarzelen daarbij niet om uiterst kritische vragen te stellen en verzetten zich tegen een lezing die de teksten ontdoet van hun 'vreemdheid'.Want juist in de weerbarstigheid van deze verhalen licht iets op van wat het betekent te geloven, namelijk worstelen met God door te worstelen met teksten die over hem vertellen. Elk van de bijdragen belicht vanuit een ander perspectief deze geloofsworsteling. Op die manier tekent dit boek ook verzet aan tegen de in onze maatschappij nog tamelijk courante opvatting dat religie of geloof vooral iets is voor mensen die de complexe werkelijkheid niet 'aankunnen'. Het geloof zou zekerheid bieden, een duidelijke, stabiele, ja zelfs absolute identiteit te midden van pluraliteit, verandering en relativiteit. Het zou een manier zijn om moeilijke vragen te vermijden en een eind te maken aan gevoelens van ambiguïteit, twijfel en onzekerheid. De auteurs van dit boek betwisten dit en illustreren met hun ongewone Bijbelhermeneutiek dat religie ons allerminst van hindernissen, moeilijkheden en spanningen verlost. Geloven is zowel instemmen als tegenspreken. Geloven is God antwoorden, maar hem ook ter discussie durven stellen. Dit boek vestigt in het bijzonder de aandacht op de spanningen in het geloof, op de dubbelzinnigheden, paradoxen en tegenstrijdigheden die er deel van uit maken. Geloven is uitdagen en je laten uitdagen, gekwetst en gezegend worden.