Wenen 1914. In de gangen van de wereldvermaarde faculteit geneeskunde botst Ksaveri Ignatz, voor de buitenwereld psychiater maar in feite jezuïet en geheim agent, op zijn oud-professor seksuologie Von Graff, en hij aanvaardt zijn uitnodiging om samen te gaan lunchen. De volgende dag wordt de professor vermoord teruggevonden. De laatste die hem levend gezien heeft, is de omstreden Weense schilder Egon Schiele. Kort daarna deelt Ignatz' vriendin Elisabeth hem in vertrouwen mee dat ze door een procureur-generaal is benaderd om samen een serie gruwelijke moorden op jonge meisjes op te helderen. De meisjes zijn gevonden in houdingen die verwijzen naar schilderijen van Schiele. Alles wijst erop dat hun moordenaar ook Von Graff heeft omgebracht. Ignatz en Elisabeth gaan als bloedhonden achter de kunstenaar-lustmoordenaar aan. Al vlug worden ze echter zelf opgejaagd wild.