"Jan, je mag aan niemand iets vertellen van alles wat ik je schrijf. Zou je dit toch doen dan schrijf ik je niet meer!" Zo begint de briefwisseling tussen soldaat W.J. Tomesen en zijn vriend Jan, ergens in Nederland. De brieven beschrijven onopgesmukt, eerlijk en kritisch hoe het in Indië was. De dagboekaantekeningen worden afgewisseld door correspondentie van veldprediker ds. Scharten, die zijn jongens tegenover zijn meerderen fel verdedigt.