Na zijn jeugd doorgebracht te hebben in de grote stad (zonder vader, want die heeft op jonge leeftijd gekozen voor zijn dood), trekt de ik-figuur gretig en onbevangen de wereld in. Hij reist door Afrika en laaft zich aan haar grillige schoonheid. Avontuurlijke ontmoetingen, bijzondere dromen en metafysische ervaringen vallen hem ten deel. Als hij is teruggekeerd, is niets meer hetzelfde. Het nieuwe vergezicht vecht om voorrang en ongenadig voeren de tegenstrijdigheden hem langs de spelonken van zijn ziel. Ook de confrontatie met zijn schaduw blijft niet uit. Zijn tomeloze nieuwsgierigheid wordt geblust en raakt ingebed in stil verdriet. Tot zijn neef bij hem intrekt. Dit is het begin van een reeks ongrijpbare gebeurtenissen, waarbij de ik-figuur wordt geconfronteerd met de patronen in de tijd, die verleden en toekomst haarscherp verbinden. 'Misschien', denkt hij, 'is ieder leven in zichzelf onvoltooid en wordt het pas gecompleteerd door het leven van een ander.' Door alle gebeurtenissen op een spoor gezet, besluit hij dit te volgen. Hij reist af naar het oude Mesopotamië, waar hij met een team jonge wetenschappers op zoek is naar het onbetwiste bewijs, dat ons denken over ruimte en tijd voorgoed zal veranderen. Maar het land biedt hem vooral iets waar hij niet naar op zoek is: de onthulling van zijn persoonlijke mysterie.