Evana, een jonge Amsterdamse vrouw, is net bevallen van een zoontje. Ze voelt zich gelukkig, maar ook ontredderd en alleen, want de vader van haar kind zit in de gevangenis vanwege een geweldsdelict. In haar kwetsbare toestand krijgt ze bij toeval een gruwelijk krantenbericht onder ogen. De hond van een echtpaar in het Friese Wolvega heeft hun acht dagen oude baby uit de wieg gehaald en doodgebeten. Evana reageert heftig op het bericht, maar haar reactie lijkt niet alleen voort te komen uit geschoktheid over het ongeluk zelf. Telkens zoekt ze het bericht weer op en staart ze naar de foto van de hond, een zwarte herder met gele ogen en een beschadigd oor. In haar eenzame en moeilijke eerste kraamdagen raakt ze steeds meer geobsedeerd door de Friese tragedie. Ze zoekt naar nieuws op televisie en internet, en overdenkt ieder nieuw detail dat ze te weten komt. 'Niet de hond is schuldig,' denkt ze telkens, 'maar de mensen die hem hebben opgevoed.' Deze gebeurtenissen vormen de opmaat tot Jan van Mersbergens magistrale vijfde roman: een geraffineerd opgebouwd verhaal vol onderhuidse spanning en verzwegen emoties. Langzaam wordt de voorgeschiedenis van het ongeluk onthuld. Het leven van de hond en dat van zijn achtereenvolgende verzorgers en eigenaars blijken nauwer met elkaar verbonden dan de lezer in eerste instantie denkt. Jan van Mersbergen schreef met Zo begint het een rijke, aangrijpende roman over de intiemste gevoelens en angsten die wij hebben over degenen die aan ons zijn toevertrouwd.