De kleine Sophia brengt met haar vader en grootmoeder de zomers door op een eiland. In de wijze en vooral ook geestige gesprekken die de oude vrouw en het jonge meisje met elkaar voeren, komen de angsten en verlangens van het meisje, het verleden van de grootmoeder op een betoverende en ontroerende manier tot uitdrukking. Tegen de achtergrond van moerassen en bossen en de altijd aanwezige zee schildert Tove Jansson zonder enig spoor van sentimentaliteit of valse emotie de verhouding tussen een grootmoeder en haar kleindochter.