Jonge moeder raakt tengevolge van encefalitis, hersenontsteking, in coma, maar overleeft. Over haar ervaringen in het Bethlehem Ziekenhuis, het Leyenburg Ziekenhuis, het Westeinde Ziekenhuis en in het Rijnlands Zeehospitium vertelt Loes Flendrie in Zomerslaap. Toen, in 1982, was zij meer dood dan levend. Getroffen door een hersenontsteking lag zij bijna zes weken in coma. Als ze daaruit ontwaakt weet ze niet meer wie ze was, kan ze zich niet bewegen, niet meer praten. Ze voelt zich een plant. Stapje voor stapje treedt in de maanden die volgen herstel op. Tegen wil en dank - want eigenlijk wil ze dood - maakt ze zich alles en iedereen opnieuw eigen: haar man en kinderen, haar ouders, de reuk en smaak van drank en eten, haar eigen lichaam (met blijvende gebreken), haar spraak. Woordje voor woordje leert ze opnieuw praten, lezen en schrijven en leert ze de betekenis van woorden weer kennen. Maar pas twintig jaar na de persoonlijke ramp in haar leven, is Loes Flendrie (Leiden, 1951) in staat terug te blikken op dat cruciale halfjaar uit haar leven en haar pijnlijke strijd vóór het leven opnieuw door te maken en op papier te zetten. En ze doet dat in Zomerslaap, ondanks de tragiek, met humor en lichte zelfspot. «n dit aangrijpende autobiografische verslag wordt de lezer toeschouwer bij een hoogst persoonlijke strijd, met alle intieme details, van een 31-jarige vrouw die getroffen wordt door een zeldzame en bijna fatale hersenontsteking. Vanaf haar ontwaken uit een coma moet zij helemaal opnieuw leren leven en omgaan met een lichaam dat niets meer kan. Zij doet dit, ondanks de zwaarste beproevingen, als een heldin. Het ontstaan van dit boek mag wel een wonder heten, als men bedenkt dat in de periode die het beschrijft, het geheugen van de schrijfster niet of nauwelijks functioneerde.» - uit: NBD/Biblion