Het huis Omdat alles verstomde, hield ook het huis de adem in. Verveling en plicht vonden elkaar, zelfs op de plek waar het kruis licht is om te dragen: in bed en in zonde. Zij zocht de rand op. Geduld, schuld, verlangen waren daar overgegaan. Net als haar god. Hij vocht terug, maar de weg was te lang en zijn adem te kort voor het grote gebod. Het huis sloot de ramen, het woord werd geluid, niemand brak, niemand bood iemand onderdak aan, en de wijn bleef onaangeroerd uit. Zij wenste hem 's morgens een prettige dood. Hij trok om het zwijgen het touw strakker aan. Het kleurde hun dagen, het huis liet begaan.