Dunhuang was van het midden van de negende eeuw tot in de elfde eeuw een klein Chinees vorstendom in Centraal-Azië, aan alle zijden ingeklemd en bedreigd door niet-Chinese staten. De trots op de eigen Chinese identiteit vond zijn weerspiegeling in een rijke verhalende literatuur. In 1900 werd een dichtgemetselde kloosterbibliotheek ontdekt met meer dan 50.000 manuscripten. Deze verhalen, die bijna 900 jaar verborgen bleven, vertellen van de stichting van de Han-dynastie en de oorlogen tussen Chinezen en volkeren van de steppe, over echtelijke trouw, heldhaftige jonge generaals en daoïstische wonderdoeners. Maar er zijn ook sprookjes, dierfabels, en satirische teksten die zich niet alleen richten tegen de luie huisvrouw, maar ook zelfs Confucius afschilderen als een door jaloezie gedreven moordenaar.