In Judas keert Amos Oz terug naar de omgeving van zijn meest succesvolle en geliefde boeken: het Jeruzalem van halverwege de twintigste eeuw. Judas is een liefdesverhaal en een coming of age-roman, waarin Oz op openhartige en moedige wijze het thema verraad verweeft. Net als in Een verhaal van liefde en duisternis combineert Oz zijn persoonlijke visie op historie en heden van Israël met een meeslepende plot en een schitterende schrijfstijl. Jeruzalem, de winter van 1959. Sjmoeël Asj besluit zijn studie (en zijn scriptie waarin hij zich vooral zou richten op de rol van de mysterieuze Judas) af te breken. In diezelfde tijd verlaat zijn vriendin hem en blijkt dat zijn ouders hem niet meer financieel kunnen ondersteunen. Sjmoeël heeft er genoeg van en wil Israël verlaten, maar dan ziet hij een advertentie die hem de mogelijkheid geeft om toch te blijven, ook al mag hij niemand vertellen waar hij is. Hij komt terecht in het huis van een oude man, Gersjom Wald. 's Avonds laat leest Sjmoeël hem voor; ze praten over het zionisme en het conflict tussen de joden en de Arabieren. Ze praten, kortom, over God en de wereld. In het huis van de oude man ontmoet Sjmoeël ook de ondoorgrondelijke Atalja Abarbanel. Direct is hij van zijn stuk gebracht door de schoonheid en ongenaakbaarheid van deze vrouw. Langzaam weet hij het geheim van de relatie tussen de oude man en Atalja te ontrafelen.