Klaas Welling gaat met zijn gezin op vakantie naar Zuid-Frankrijk, maar onderweg krijgen ze autopech. De vrachtwagenchauffeur die zijn vrouw Maja en de kinderen een lift geeft, vertelt over raadselachtige en vaak ook griezelige dingen die hij op zijn nachtelijke tochten zegt te hebben meegemaakt. Wanneer Klaas een paar dagen later in de Franse villa arriveert, heeft hij nauwelijks aandacht voor de door Maja gesignaleerde verontrustende gebeurtenissen in hun vakantieverblijf. Hij wordt totaal in beslag genomen door zijn onderzoek naar leven en werk van een onbekende dichter die hij bij toeval ontdekt heeft. Voor zowel Klaas als Maja en ook voor de vrachtrijder geldt dat hun waarnemingen en interpretaties niet overeenkomen met de werkelijkheid, maar berusten op eigen gevoelens van angst en onbehagen. Hella S. Haasse: ‘Het hele boek draait om de betekenis die de verbeelding heeft in het leven van mensen. Eigenlijk gaat het over de wijze waarop werkelijkheid en verbeelding in elkaar grijpen.’