Edgars leven heeft er wel eens zonniger uitgezien. Hij is net verlaten door zijn vriendin en in zijn opleiding tot psychiater staat hij onder verscherpt toezicht na een fatale inschattingsfout. Hij kan zich geen misstappen meer permitteren. Daar bovenop is hij ook de steunpilaar van zijn levensmoede oma. Zij belt hem als ze een borreltje te veel op heeft en dan voeren ze wonderlijke gesprekken over het leven, de dood en alles daartussenin. Al lukt het hem nauwelijks om zijn eigen problemen het hoofd te bieden, binnen de muren van het Huygens MC brengen andermans problemen hem niet uit zijn evenwicht. Zelfs de heftigste patiënten, met door hun destructieve kant ingegeven bijnamen - de chagrijnige Asbak, de dweepzieke Kloon, de agressieve Rollade - behandelt hij met professionele distantie. Alleen Stella, een jonge vrouw met borderline, prikt dwars door zijn façade heen. Zij fascineert hem, hij obsedeert haar. Hij moet haar op afstand zien te houden, maar hoe?