Ja, dit nieuwe veelomvattende boek van Michel van der Plas betreft de katholieke dichter die, in het midden van de jaren dertig, NSB-leider Anton Mussert onvergetelijk op zijn nummer zette in een ballade die, als weinig andere gedichten uit die jaren, beroemd werd en bleef, en die onder de Duitse bezetting voor velen een lichtpunt vormde. Maar dan wel een bijzondere `nationale' katholiek met ongewone geloofsbrieven. Een bijna-priester die voor het schrijverschap koos en het voortouw nam in de kritische nieuwe katholieke generatie zoals die zich manifesteerde in het legendarische tijdschrift De Gemeenschap, en die ook de culturele redactie leidde van het dagblad De Tijd. Een geweldig belezen, eigenzinnige man die pleitte voor `hart en vurigheid' in de politiek en voor de rechten van schone kunsten in een bekrompen milieu. Tot in de jaren vijftig werd deze katholiek door het establishment van zijn bevolkingsgroep voor gevaarlijk gehouden. Maar deze geboren Brabander, openlijk levensgenieter en verdediger van het carnaval, werd op zijn zestigste verjaardag ook `de president van de Rebubliek der Nederlandse letteren' genoemd. Zijn naam en invloed waren tussen 1930 en 1968 niet weg te denken uit het literaire leven, én door zijn veelvuldige en veelsoortige boeken, én door zijn talloze openbare optredens, én door zijn alomtegenwoordigheid in organisaties, lichamen, conferenties en commissies.