Aan de vooravond van zijn vertrek naar Indonesië krijgt Peter Stuart twee telefoontjes: een van een oude klasgenoot die hem bedreigt, en een van de man met wie hij tien jaar terug Amerika heeft doorkruist op zoek naar een verdwenen geliefde. Eenmaal op weg naar het Oosten raakt hij op drift tussen de schimmen van het verleden, die hem langzaam maar zeker meetrekken naar de bodem van zijn bestaan. Daar krijgt hij de rekening gepresenteerd voor zijn wankelmoedigheid en zucht naar vervoering. En niets ter wereld had hem kunnen voorbereiden op de wraakzucht van de geesten die er in Indonesië nog uit de fles zullen komen. Deze grote roman over vriendschap, liefde, verlies, verraad, de vele gezichten van de nacht en de honger naar grote ervaringen speelt zich af tegen het innerlijk decor van een hele generatie rebellen-met-en-zonder-reden. Meer nog dan om het enerverende verhaal gaat het in Dagen van vertrek om de gedreven verbeeldingskracht en emotionele precisie waarmee de schrijver het leven zelf op de huid zit - in de hoop, zo lijkt het wel, dat het leven zijn hoofdpersoon uiteindelijke weer in genade zal aannemen.