In het voorjaar van 1973 kreeg Maarten ’t Hart van de huisarts van zijn ouders te horen dat zijn vader nog maar ten hoogste een half jaar te leven had. De huisarts achtte het, in overleg met Maarten ’t Hart, beter dat zijn vader, zolang hij nog gezond was, niet ingelicht zou worden. Dat betekende dat Maarten ’t Hart alleen en in het geheim moest verwerken dat zijn vader spoedig zou sterven. In dit boek beschrijft hij dit proces en geeft hij tegelijkertijd een beeld van zijn vader en zijn beroep: grafmaker. Zodoende wordt voor het eerst in de Nederlandse literatuur deze bedrijfstak beschreven, vaak gezien door de ogen van een kind. De aansprekers is een boek geworden over de dood in tweeërlei opzicht. De dood en alles wat ermee te maken heeft als beroep en de dood als verschrikking, als iets waar je niet tegen opgewassen bent om het te verwerken, zelfs als de dood je van huis uit vertrouwd is, of misschien juist daarom niet. Hoewel hier in feite sprake is van een autobiografisch werk heeft het boek toch een romanstructuur. De aansprekers is de roman van een vader en een zoon. Het is ook een boek waarin Maarten ’t Hart een aantal uit zijn eerdere romans en verhalen bekende thema’s ondergeschikt maakt aan het dominerende vader-zoonmotief. Het is een dramatisch, ontroerend boek geworden, een realistische inventarisering van een jeugd en tegelijk het verslag van de mythe daarin.