In dit laatste deel van de reeks van zes (nr. 16-21), waarin verhaald wordt hoe Kara Ben Nemsi de moordenaars van Omars vader en van de Fransman Galingré achtervolgt, komt het tot een ontknoping. De tegenstanders zijn nu, zoals men het in militaire termen zou noemen, in het defensief gedrongen; men voelt dat hun wraakzucht na de smadelijke nederlaag in de spooktoren en de dood van de oude Mubarek nu wel tot het uiterste geprikkeld is. Bij de achtervolging komt het dan ook tot een uiteindelijk treffen, dat hoogst dramatisch verloopt en waarbij de geduchte Aladsjy's definitief buiten gevecht gesteld worden, hoewel onze moedige vrienden maar op 't nippertje aan de dood ontkomen. Voordat het echter zover is, beleven zij nog de avonturen in de Duivelskloof en in de geheimzinnige juwelengrot. In deze laatste komt tot ieders verbazing een oude reisgenoot, de fameuze Engelse lord David Lindsay, opduiken, die gemeend heeft zijn vrienden te hulp te moeten snellen en zich voor de zoveelste maal door zijn onhandigheid weer eens in een wespennest heeft gestoken. Maar de voornaamste taak is in de loop der gebeurtenissen geworden de ontdekking en ontmaskering van de geheimzinnige Zjoet. Nu blijkt eerst recht dat deze inderdaad een bandiet van 'groot formaat' is, de laatste geduchte tegenstander waarmee Kara Ben Nemsi en zijn vrienden hebben af te rekenen; doch dit gebeurt, grondig en onherroepelijk! Tenslotte vindt Omar de gezochte moordenaar, die hij een wrede, maar gerechte straf laat ondergaan, en de familie Galingré wordt van een dreigend gevaar gered. Een grote reeks avonturen is daarmee tot een gelukkig einde gekomen en het reisgezelschap gaat weldra uiteen. Over Kara Ben Nemsi's geschiedenis is daarmee evenwel het laatste woord nog niet gezegd; we zullen nog menige gebeurtenis horen verhalen, over hem en over zijn trouwe hadji. Reeds in dit boek wordt een nieuwe reis beschreven die deze beiden maken in de ruwe bergstreken van Koerdistan. In verband met hetgeen daar vroeger is voorgevallen en de vijandschap die daar is blijven leven, is dit een riskant waagstuk. Opnieuw heeft onze held de kans om niet alleen zijn grote onverschrokkenheid te tonen temidden van bedreigingen en gevaren, maar ook de kracht te bewijzen van de naastenliefde die hij onvermoeid uit zijn christelijk geloof weet te putten, en die menige felle vijand tot een vriend maakt. Karl May werd op 25 februari 1842 in Saksen geboren als zoon van een arme wever. Toen hij nog heel jong was, wilde hij al in sprookjes getuigen van zijn grote liefde voor God, mens en dier. De jonge dromer moest nog een harde strijd voeren met zichzelf en de wereld om hem heen. Op de kweekschool werd hij vals beschuldigd van diefstal, zodat hij enige maanden in de gevangenis moest doorbrengen. Dit bracht hem ertoe de wijde ruimten van Amerika en Afrika te zoeken om zijn rust en evenwicht terug te vinden. Aldus behield hij zijn jeugdideaal: een leraar te zijn voor eenvoudige mensen. Spoedig werd hij bekend als verteller van reisavonturen, en zijn roem ging heel de wereld over met de figuren van Winnetou en Old Shatterhand in Amerika, Hadsji Halef Omar en Kara Ben Nemsi in de Oriënt. Hij stierf op 30 maart 1912; zijn werk vindt nog steeds nieuwe lezers. In Bamberg is een Karl May-museum.