Midden jaren '70 ontstaat er een criminele organisatie die Rome op een cruciaal moment in de Italiaanse geschiedenis in zijn greep houdt. Onder leiding van De Libanees richten De Kille, Dendy, Buffel, Nembo Kid, De Dunne, Dertig Zilverlingen, De Rat, Luik, Bonenstaak, Ricotta, Arendsoog en de Buffoni-tweeling De bende van Magliana op. De bende is beroemd en berucht door de banden die ze onderhoudt met de maffia, het handelen in drugs en haar – door de regering gevraagde – betrokkenheid bij de bevrijding van de Italiaanse politicus Aldo Moro, die in 1978 wordt ontvoerd door de communistische Rode Brigades. De communisten worden beschouwd als hét grote gevaar voor de Italiaanse staat. De bende van Magliana heeft hierdoor vrij spel om voor eeuwig haar stempel te drukken op de straten van Rome en eigenlijk op het gehele Italiaanse apparaat. Tijdens al dit geweld probeert de jonge politiecommissaris Nicola Scialoja, tegen beter weten in, achter de werkelijke identiteiten en activiteiten van de bendeleden te komen. In zijn zoektocht naar gerechtigheid ontdekt hij de verrotheid van het Italiaanse systeem: politieagenten zijn mollen en rechters chantabel als kinderen. Wanneer hij achter een van de bosses Dendy aan gaat, komt hij terecht bij de prostituee Patrizia. De liefde die hij voelt voor deze ontembare vrouw brengt hem dichter bij de bende dan hij ooit had durven dromen. Giancarlo De Cataldo (1956) woont in Rome, waar hij werkzaam is als politierechter aan het Hof van Assisen. Hij was zelf betrokken bij de rechtszaak tegen De bende van Magliana en stuurde talloze leden de gevangenis in. De bende van Magliana is zijn internationale doorbraak als auteur, dat prachtig werd verfilmd als Romanzo Criminale en werd onderscheiden met talrijke filmprijzen.