Het begon in 's-Hertogenbosch (1835), waar Jan Cornelis van Rooy, een jongeman van rooms-katholieken huize, de Bijbel ging lezen. Hij werd gegrepen door het Woord en ontdekte dat hem veel waardevols was onthouden tijdens de godsdienstlessen van de pastoor. Na een zware geestelijke strijd werd hij gedwongen zijn ouderlijk huis te verlaten. Van Rooy voelde zich geroepen om Gods woord uit te dragen. In 1858 vertrok hij met vrouw en kind naar Zuid-Afrika om daar te gaan werken als onderwijzer en godsdienstleraar. Uiteindelijk werd hij zendeling. Aan de hand van documentatiemateriaal en gesprekken met professor Van Rooy, kleinzoon van Jan Cornelis van Rooy, beschrijft de auteur de geschiedenis van een bijzondere familie in een bijzonder land.