De Cock logeert met zijn vrouw een weekend in een Schevenings hotel. In de krant leest hij over de aankoop van een beroemd schilderij door de Staat. Het kostte de belastingbetaler miljoenen en zal in het gerenoveerde Rijks komen te hangen. In de hotelbar drinkt De Cock een glas met een oude bekende, Wim de Jongh. Een ritselaar, maar lid van de oude penoze en dus in zijn hart niet slecht. Wim vertelt dat hij een klappertje op het oog heeft, waarmee hij voorgoed uit de sores zal zijn. De volgende dag is Wim inderdaad van zijn zorgen af, hij is van het dak van het hotel gevallen en overleden. Er wordt gesproken van zelfmoord... Die maandag op kantoor worden De Cock en Vledder geconfronteerd met een nieuw ongeval: de bekende kunstprofessor Van Deijsel is door zijn secretaresse dood aangetroffen. Alles wijst op een ongelukkige val. De Cock twijfelt onmiddellijk of dit wel zelfmoorden zijn, en wat is het verband tussen Van Deijsel en die kunstaankoop?