Dit boek leest als een motor-tijdreis door Nederland. De trip begint rond 1900 op een grintweg en eindigt zo'n 100 jaar later in de file. Je hoeft niet per se motorrijder of motorgek te zijn om deze reis leuk te vinden: de motorfiets is vergroeid met de geschiedenis van ons dagelijks leven. De motor is een stuk van onze cultuur en dus van ons allemaal. Wie herinnert zich niet de buurman en de buurvrouw met een hoofddoek om in het zijspan? Dat was tot in de jaren zestig heel gewoon. Of die ene motoragent die je in de jaren tachtig aanhield na een snelheidsovertreding met je Fiat Panda? Wie goed luistert hoort in zijn hoofd nog steeds die ene stem: Theo Koomen! Live van achterop de motor in de Tour... En dan is er nog die achttienjarige jeugdliefde die op de BSA naar school kwam. Al reizend door dit boek zien we hoe zo'n beetje alles verandert: het landschap, de motorrijders en de machines zelf. En als je zelf motor rijdt of hebt gereden, staat hij er misschien wel tussen: die Indian die je veel te goedkoop verkocht in de kroeg. De Sparta waarmee je naar je schoonmoeder reed. En die je nooit meer bij haar ophaalde nadat je een auto kocht. Zoals dat gaat met een motorreis maken we een aantal geplande en ongeplande stops. Altijd kort, want we moeten verder. We verdwalen in de tijd, nemen zijpaden, keren om, gaan stapvoets langs een bijzonder moment en maken daarna weer tempo op de hoofdweg.