Iedereen kent wel de gruwelverhalen die verbonden zijn aan beroemde diamanten. Door de eeuwen heen zouden zij hun bezitters dood en verderf hebben gebracht; hun geschiedenissen zijn een aaneenschakeling van rampen en verdoeming. Van deze geschiedenissen is De diamant van Harry Mulisch de humoristische persiflage. Omstreeks 500 v. Chr. vindt in Voor-Indië een eenvoudig man een reusachtige diamant. Deze vondst blijkt politieke consequenties te hebben, waaraan de man ten offer valt. Hij is het eerste, maar lang niet het laatste slachtoffer. We volgen de diamant op zijn vernielende tocht naar het Rome rond het begin van onze jaartelling, waar hij een slavenopstand bewerkstelligt; we volgen hem in snelle vaart naar China, naar Tibet, en ten slotte naar het Amsterdam van vandaag, waar hem een onverhoeds einde wordt bereid. Dit alles beschreven in een lichtvoetige stijl, die psychologische scherpte, humor en poëzie in een verbluffende synthese verenigt. "Achter de lichtheid, het parodiërend spel met woord en gedachte, voelt men hoe Mulisch' oordeel over de mensen uitvalt, achter wier zogenaamd beredderen van de wereldse zaken hij de werkelijk gevaarlijke, onverantwoordelijke frivoliteit ziet schuilgaan, die hen blind maakt voor het heil, het geluk..." - Adriaan van der Veen in NRC Handelsblad