Wat heeft een jonge vrouw met een weerbarstig ego en een bruisende persoonlijkheid te zoeken in een ashram waar je om vier uur wakker gemaakt wordt door een gong en om negen uur gaat slapen na een laatste zegening en een kopje rooibosthee? Beth Marriot worstelt met een groot schuldgevoel en een gebrek aan zelfvertrouwen. Steeds weer is ze op zoek naar een nieuwe identiteit: van aanbeden popster en minnares tot kokkin en dienares in de afzondering van een bijna kloosterachtig bestaan… Maar in de ashram blijkt haar nieuwsgierigheid naar het leven te sterk, en maakt het stiekem lezen in het dagboek van een oudere man verlangens in haar wakker die uiteindelijk een louterende crisis tot gevolg hebben. In deze bij tijd en wijle zelfs hilarische roman, zet Tim Parks de westerse obsessie met het individu scherp af tegen het boeddhistische principe van ahimsa: het denkbeeld dat het zelf niet bestaat.