Een vrouw van een jaar of zestig komt verward het politiebureau binnen om iemand als vermist op te geven. Ze komt niet goed uit haar woorden, maar de politie vermoedt dat het om haar man gaat. De mogelijk licht demente vrouw wordt gerustgesteld en weer naar huis gestuurd. In haar kelder houdt zij echter iemand gevangen: een jongen die geprobeerd heeft in te breken, maar daarbij van de keldertrap is gevallen en zijn rug heeft gebroken. Ze heeft de jongen in haar macht en doet niets om hem te redden, behalve dan haar vergeefse bezoek aan het politiebureau.