De jonge Montalbano is ondercommissaris in Mascalippa, een gehucht in de bergen van Sicilië. Tot zijn grote genoegen wordt hij bevorderd tot commissaris en overgeplaatst naar Vigàta, aan de kust. Daar is hij, nog voor hij aan de slag is gegaan, getuige van een klein verkeersongeval. De veroorzaker, een jongeman met snor, stapt op de bejaarde bestuurder van de andere auto af en slaat hem neer. Dan scheurt hij weer weg in zijn sportauto. Een agent ziet het allemaal lijdzaam aan. De jongeman is Giuseppe Cusumano, roepnaam Pino, kleinzoon van don Sisino Cuffaro, hoofd van een maffiafamilie. De nieuwe commissaris moet dan ook ongebruikelijke stappen nemen om Pino ten slotte achter de tralies te krijgen.