'De herfst bouwt veel kerktorens bij,' zo begint het sonnet dat Simon Vestdijk in de wintermaanden van 1942 schreef, aan het slot van een reeks van acht lezingen die hij vervolgens in het kamp Sint Michelsgestel voor zijn medegijzelaars zou houden. Dat sonnet, dat de werkplaats van de dichter voor zijn gehoor op fascinerende wijze voor bezichtiging openstelt, vormt het culminatiepunt van deze voordrachten,waarin Vestdijk aan de hand van talloze voorbeelden uit de Europese dichtkunst op lichtvoetige en tegelijk diepserieuze wijze het wezen en de techniek van de poëzie trachtte te doorgronden. De glanzende kiemcel is aldus een van de sleutelteksten uit de Nederlandse poëziebeschouwing, een boek dat het raadsel van de poëzie tracht te doorgronden en het tegelijkertijd intact laat.