In De honden van King Lear neemt Jürgen Pieters de toenemende belangstelling voor Shakespeare als uitgangspunt van zijn essays over het hedendaags theater. In het eerste deel onderzoekt hij de verhouding tussen theater en de maatschappelijke, historische werkelijkheid waarin het wordt opgevoerd. De centrale kwestie is de vraag naar de mogelijkheid van politiek theater in onze samenleving. Heeft theater een politieke functie? Zo ja, waarin bestaat die functie precies en hoe ziet dat theater eruit? En welke impact heeft het? In het tweede deel wordt de aandacht verschoven van sociaal-politieke naar esthetische vragen, vragen over de eigenheid van de theatrale kunstvorm. Niet toevallig worden in dit deel voorstellingen behandeld van theatermakers die hun medium confronteren met andere vormen van kunst: literatuur, video, film. Een centraal aandachtspunt is de mate waarin de formele eigenheid van het theater de toeschouwer een specifieke vorm van kijken oplegt, een blik waarin kijken en denken (esthetiek en politiek) op een bijzondere manier samengaan in de kritische praktijk. In het derde deel is deze blik het uitgangspunt voor een dubbele reflectie op de taak van de criticus. Wat moet de criticus doen om de eigenheid van het theater als kunstvorm te kunnen vertalen in de eigenheid van zijn werk? En wat kan er gezegd worden over de ethiek van de toeschouwer? De honden van King Lear is bekroond met de provinciale prijs voor Letterkunde (2000) van de Provincie Oost-Vlaanderen.