In De huid, Malapartes onvergelijkbare meesterwerk uit 1949, besteedt de provocateur, estheet en tijdscriticus al zijn stilistische vermogens aan de schildering van obsceniteiten waarin de bevrijding van Italië uitmondt. Met een op het kwaad beluste blik tekent hij een Jeroen Bosch-achtig portret van naoorlogs Napels. Terwijl hij zich als verbindingsofficier beweegt tussen de geallieerden en de Italiaanse troepen slaat hij de chaos, het morele verderf, de zelfvernedering, de broederstrijd gade. Iedereen probeert zijn huid zo duur mogelijk te verkopen. Het onbeschrijflijke van de naoorlogse anarchie wordt nog drastischer dan in het voorafgaande Kaputt omgezet in confronterende scènes en grimmige surrealistische metaforen voor de moordlust van de mens. De overwinnaars houden geen halt voor een vlag, gemaakt van menselijke huid.