In zijn in 1935 verschenen magnum opus beschrijft Heinrich Mann het leven van de Franse koning Henri Quatre (1553- 1610), vanaf zijn idyllische kindertijd in de Pyreneeën tot het begin van zijn koningschap. Henri groeit op in een land waar godsdienstoorlogen, complotten en verraad katholieken en protestanten (hugenoten) uiteendrijven. Het verstandshuwelijk tussen de protestantse Henri en de katholieke prinses Margot, een poging tot verzoening, leidt tot de Bartholomeusnacht, waarin tienduizenden hugenoten worden vermoord. De uitvoerige en juist daardoor ijzingwekkende beschrijving van de aanloop tot de Bartholomeusnacht en van het drama zelf vormt een hoogtepunt in de roman. In een afwisselende stijl, hoogdravend, ernstig, ironisch, laconiek en vaak heel geestig, beschrijft Heinrich Mann naast wrede ook liefl ijke, lachwekkende of burleske taferelen, die het karakter van de personages verduidelijken. Zo leren we Henri kennen als levensgenieter en charmeur, maar ook als pragmaticus. Geïnspireerd door zijn leermeester Montaigne stelt hij menselijkheid boven religie en wisselt hij van geloof wanneer dat verstandig lijkt. De arrogantie van de macht is hem vreemd; hij begeeft zich graag onder het volk en heeft oog voor armoede en ellende. Dat Henri koning zal worden staat vast; wat het verhaal zo spannend maakt is de wijze waarop hij zijn intuïtie en sociale vaardigheden gebruikt om die bijkans onmogelijke ambitie te verwezenlijken.