Een man en zijn zuster voeren een telefoongesprek. De man is een rustige toehoorder, zijn zuster daarentegen moet veel kwijt. Het onderwerp van gesprek is de familiereünie die plaatsvond na de begrafenis van hun moeder en waarop het huisraad verdeeld werd onder de erfgenamen. De bijeenkomst verliep vlekkeloos tot het pronkstuk van de inboedel aan de beurt kwam: een antieke pastoorskast. Boordevol emoties en herinneringen blijkt dit meubel te zitten, en ook voor degene die het familiestuk uiteindelijk in de wacht sleepte, zit de kast te vol met te veel.