Gedreven door een sterke geloofsovertuiging verzetten de Franse protestanten (hugenoten) zich in de zeventiende eeuw tot het uiterste tegen de koninklijke troepen. Godsdienstvrijheid was de inzet van hun strijd. De hugenoten waren straatarme, ruige boeren met een sterke onaf hankelijkheidszin. Ze hadden niets dan hun leven te verliezen en vervielen daardoor soms gemakkelijk tot roekeloze rebellie. Tegelijkertijd waren het mensen met een wonderlijk intens en onwankelbaar geloof. De auteur ontrukt met de serie 'De hugenoten van de Vivarais' een van de grote lijdensverhalen uit de kerkgeschiedenis aan de vergetelheid. Het eerste deel, De kleine kudde, beschrijft de periode van 1682 tot 1696: de tijd van de Opstand in het ontoegankelijke bergland van de Vivarais (tegenwoordig: de Ardèche), de herroeping van het Edict van Nantes en de daaruit voortvloeiende vervolging. De auteur wil het hugenotenleven niet romantiseren. De kleine kudde is een getuigenis van wat de Geest van God in mensen kan doen, dwars tegen alle verdrukking in.