'De volgende ochtend om een uur of vier, vijf galmt het trappenhuis in het Brusselse hotel door harde Duitse stemmen en het geluid van mijn met ijzer beslagen laarzen. Ik probeer via het dakraam van mijn zolderkamer te ontkomen, maar als ik al bijna op het dak geklommen ben word ik teruggesleurd en tegen de grond gesmeten. Een grüne Polizist jaagt me de trappen af, revolver in de aanslag. "Wer fortläuft fällt um!" schreeuwt hij. In de grauwe ochtendschemering staat een overvalwagen voor de deur en de hele meute wordt samen met alle contrabande erin geduwd. Met een knal slaat de deur achter ons dicht.' Geen uitzonderlijke gebeurtenis tijdens de Duitse bezetting. Maar het vervolg is dat wel, als de auteur na een verhoor in de Ortskommandatur, waarbij hij een sappig liefdesverhaal vertelt en een Duits liedje zingt, van de Duitse officieren een gratis kaartje naar Parijs krijgt dat hem verder op weg helpt naar Engeland. En dit is slechts een van de ongelooflijke gebeurtenissen in dit relaas.