Duitsland, jaren zeventig: Stephanie woont met haar vader en moeder in een afgelegen, verslonsd huis. Contact met de buitenwereld is er nauwelijks. Het leven van het jonge, schrandere meisje wordt gekenmerkt door de symbiotische relatie met haar mentaal instabiele moeder Sybille, die haar eigen jeugd nooit echt achter zich heeft gelaten. Sybille ligt bijna de hele dag in bed, en als ze niet in bed ligt, draagt ze een duster. Vader Reinhardt lijkt zich om niets anders te bekommeren dan drie maaltijden per dag.