De bewoners van een dorpje in het Himalaya-gebergte leven grotendeels van de opbrengst van het zout dat ze uit de bergmeren halen. Als de leider van de zoutkaravaan bij een ongeluk is omgekomen, wil de tweede man, Karma, hem opvolgen. Maar het oude dorpshoofd Tinlé, de vader van het slachtoffer, vindt dat zijn kleinzoon de rechtmatige opvolger is. Karma krijgt de jongeren van het dorp achter zich. Hij bereidt met haast een nieuwe karavaan voor om een naderende storm voor te zijn. Tinlé raadpleegt echter de goden om het moment van vertrek vast te stellen van een karavaan die hij samen met zijn kleinzoon en zijn tweede zoon, een boeddhistische monnik, wil ondernemen.